schijnen scheen geschenen shine, appear
schrijven schreef geschreven write
slijpen sleep geslepen sharpen
slijten sleet gesleten wear out, spend,
sell
smijten smeet gesmeten throw, toss
snijden sneed gesneden cut
spijten speet gespeten regret, be sorry
splijten spleet gespleten split, crack
stijgen steeg gestegen rise, increase
strijden streed gestreden fight, struggle
strijken streek gestreken iron, brush
verdwijnen verdween verdwenen disappear
vergelijken vergeleek vergeleken compare
verwijten verweet verweten blame
wijken week geweken make way for
wijzen wees gewezen point
wrijven wreef gewreven rub, buff
zwijgen zweeg gezwegen be silent
ui – oo – o
buigen boog gebogen bend, bow
druipen droop gedropen drip
duiken dook gedoken dive
fluiten floot gefloten whistle
kluiven kloof gekloven nibble, gnaw
kruipen kroop gekropen crawl
ruiken rook geroken smell
schuiven schoof geschoven push, shove
sluipen sloop geslopen sneak, creep
sluiten sloot gesloten close, lock
snuiten snoot gesnoten blow nose, snuff
snuiven snoof gesnoven sniff, snort
spuiten spoot gespoten spout, gush,
inject
stuiven stoof gestoven blow, dust
verschuilen verschool verscholen hide
zuigen zoog gezogen suck
zuipen zoop gezopen drink, booze
The following is a list of strong verbs that don’t seem to follow a clear
pattern such as the ones above or are alone in their pattern. They are
organized here in alphabetical order. 173
Appendix:
Strong
and
irregular
verbs